Hoe het lachen je vergaat als je vasthoudt aan je gewoontes
Op vrijdag eet ik -met mijn gezin- altijd patat. Een jongen op een brommertje bezorgt het bij ons thuis. Ik haal mijn favoriete franse borden uit de kast, we schenken een glas wijn in en het weekend is begonnen. Niemand zeurt dat-ie het niet lekker vindt, we hoeven niet te bedenken wat we eten, geen boodschappen te doen en niet te koken. Het is daardoor al jaren elke vrijdagavond gezellig, alles gaat vanzelf. Elke week weer en we blijven ons er allemaal op verheugen. Nee, niet onze meest gezonde gewoonte, dat is waar.
Iedereen heeft gewoontes. Je gaat met de auto naar je werk. Je sleutels slingeren altijd op dezelfde plek. Jij bent de enige die haar jas op de kapstok hangt, jíj haalt altijd de krant uit de brievenbus. Je koopt pindakaas van Calvé en bakt je biefstuk in de boter (of juist in de olie). Je hoeft er nóóit over na te denken. En waarom niet? Omdat ze werken, die gewoontes van jou.
Gewoontes geven rust. Aan een gewoonte hoef je minder aandacht en energie te geven dan aan dingen die je á là minute bedenkt. En daardoor komt er een deel van je hersenen vrij om te mijmeren. Dat deel bezorgt je nieuwe inzichten en ideeen.
Zo werkt het brein in principe. Maar bij ons al lang niet meer.
Want in je drukke leven vul je alle vrije ruimte die je hersenen hebben op door te multitasken. Je gaat maar door en door. Eigenlijk vrij automatisch werk je je door alles wat op je pad komt heen. Om al die dingen te doen en te blijven doen in jouw leven en werk, dat lukt je alleen als je je vasthoudt aan je gewoontes.
Dat herken je vast. Want terwijl je de vertrouwde route naar je werk neemt, bel je met je moeder en kam je je haar voor het stoplicht. Je fronst je wenkbrauwen als je aan het komende afdelingsoverleg denkt. Je luistert naar de radio en èn passant werp je een blik op je telefoon om te kijken of er een nieuw bericht is. In één blik overzie je alles: je mail, sms, whapp en het verkeer.
Als je hersenen door dat multitasken nooit even stilstaan kom je niet meer toe aan mijmeren. Dan krijg je nauwelijks inzichten, geen ideeen, geen inspiratie.
Daarom krijg je ook niet de inzichten dat het tijd is om je gewoontes aan te passen. Zo raak je door het multitasken je zelfregulerend vermogen helemaal kwijt.
Want jouw gewoontes die werken, totdat ze niet meer werken maar je tégenwerken. Je kan wel met de auto naar je werk blijven rijden; maar als je elke dag vaststaat in de file of als je een vermogen aan parkeerkosten kwijt bent: dan kan je je afvragen of die gewoonte nog werkt. Een peuter stop je in bad en in bed, maar op een gegeven moment kan je kind dat zelf doen. Je zoon van 12 hoef jij echt niet meer af te drogen.
Als je gewoontes nooit aanpast en er maar aan vast blijft houden dan zitten ze je –soms ongemerkt- ineens in de weg. Je kent het vast wel, dat onbestemde gevoel dat het niet klopt of dat het je te veel dreigt te worden, zonder dat je een idee hebt waar dat vandaan komt.
Intussen wordt je onverwachts op je vingers getikt door je leidinggevende of je hebt de hele tijd ruzie met je dochter. En anders is er wel een moment waarop je ineens merkt dat het al een héle tijd geleden is dat je jezelf hebt horen schaterlachen.
Dát zijn momenten om je gewoontes eens tegen het licht te houden. Het moment om te stoppen met rennen en van een afstand naar jezelf, je werk en je leven te kijken. En je af te vragen of je niet iets moet veranderen. Want om al werkende weg je gewoontes aan te passen; daarvoor ben je als multitasker te druk en leef je te snel. Je moet er echt even tijd voor maken.