The imitation game; Joan’s tragiek
Ja, de tragiek van Joan, die een bijfiguur in deze film is maar zo tot mijn verbeelding spreekt. En waarom dan? De tragiek van Joan is, dat zij uberhaupt voorbestemd was om een bijfiguur te zijn.
Even voor de setting. De film gaat over Alan Turing die tijdens de tweede wereldoorlog de voorloper van de computer ontwikkelde om de code te kraken waarmee de Duitsers hun berichten versleutelden. De vindingrijkheid, intelligentie en eenzaamheid van Alan zijn prachtig verbeeld; zijn ontzettende slimheid, zijn autistische trekken, zijn homosexualiteit die hij moet verbergen. Zijn anders zijn die hem uiteindelijk de das om doet.
En daar is ook Joan, de enige vrouw; net zo vindingrijk, net zo intelligent en ook eenzaam. In de jaren 40 van de vorige eeuw was het onmogelijk voor een vrouw om in een mannenwereld te werken. Ongepast! Ze kreeg er geen toestemming voor van haar ouders; dus verzon ze –samen met Alan- een dekmantel. Dat lukt voor even. Maar Joan moet zich aanpassen aan de ruimte die een vrouw krijgt en zich voorbereiden op een leven als “vrouw van”; geen ruimte voor ‘eigen’ ambities, háár nieuwschierigheid of het ontwikkelen van haar unieke capaciteiten
Ja. Zo ging dat. Zó kortgeleden nog. Daar schrok ik toch weer van.
En nu. Nu is het anders. Wij hoeven geen bijfiguur te zijn; wij kunnen ons eigen leven leiden.
Wij kennen onze eigen tragiek. Wij verslikken ons in alle keuzes die we moeten maken. Wij kunnen alles. En Wij móeten alles. En alsof dat nog niet genoeg is zijn er ook nog heel veel meningen over “ons vrouwen in het algemeen” die zich aan ons opdringen: wat we allemaal niet goed doen en waar het ons aan ontbreekt.
Om moedeloos van te worden toch? Want omdat wij niets móeten, hebben we het idee dat we álles moeten. Dat maakt het leven ingewikkeld; we willen én, én, én. Het blijft moeilijk omdat het daardoor eigenlijk nóóit goed is: er is altijd wel iemand die iets op ons aan te merken heeft.
Dat is ónze tragiek.